1.
|
Open de bovenklep en verwijder de printcartridge.
|
| VOORZICHTIG:
|
Stel de printcartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht. Zo voorkomt u beschadiging aan de patroon. Bedek de printcartridge met een vel papier zolang de cartridge zich buiten de printer bevindt.
|
|
2.
|
Gebruik de groene hendel om de papierinvoerplaat op te tillen. Trek het vastgelopen papier langzaam uit het apparaat. Scheur het papier niet. Wanneer het papier moeilijk te verwijderen is, kunt u proberen het papier bij de laden te verwijderen. Zie Storingen in de laden verhelpen.
|
|
3.
|
Open lade 1 en verwijder de toegangsklep voor enveloppen. Verwijder eventueel vastgelopen papier.
|
|
4.
|
Draai aan de papiergeleider om te controleren of er nog meer papier is vastgelopen. Verwijder eventueel vastgelopen papier.
|
|
5.
|
Plaats de toegangsklep voor enveloppen terug en sluit lade 1.
|
|
6.
|
Plaats de printcartridge weer in de printer en sluit de bovenklep.
|
|
7.
|
Als er nog steeds een storingsbericht wordt weergegeven, betekent dit dat er nog altijd papier vastzit in het apparaat. Kijk of er op een andere plek papier vastzit. Zie Storingslocaties.
|
|