|
|
Hiermee stelt u instellingen voor datum en tijd in.
|
|
|
|
Hier staat het aantal snelkopieertaken dat kan worden opgeslagen op het apparaat.
|
De standaardinstelling is 32.
|
|
TIME-OUT VASTGEHOUDEN TAAK
|
|
|
Hiermee geeft u aan hoe lang taken worden vastgehouden voordat deze automatisch uit de wachtrij worden verwijderd.
|
De standaardinstelling is UIT.
|
|
|
|
Hiermee definieert u of het IP-adres in het display moet worden weergegeven wanneer de printer is aangesloten op een netwerk. Als AUTO wordt geselecteerd, wordt het IP-adres van het apparaat weergegeven bij het bericht Klaar.
|
De standaardinstelling is UIT.
|
|
|
|
Hiermee stelt u in of het apparaat probeert papier uit een andere lade op te halen dan de lade die u hebt geselecteerd in de printerdriver.
|
●
|
EXCLUSIEF: hiermee stelt u het apparaat zodanig in, dat wordt ingevoerd uit de lade die u hebt geselecteerd en niet vanuit een andere lade, ook niet als de geselecteerde lade leeg is.
|
|
●
|
EERSTE: hiermee stelt u de printer zodanig in dat het papier eerst uit de geselecteerde lade wordt ingevoerd, maar zodra de lade leeg is, automatisch uit een andere lade.
|
|
|
|
Hiermee bepaalt u wanneer de printer een bericht weergeeft over papierinvoer uit lade 1 als uw afdruktaak niet overeenkomt met het soort of formaat dat in een andere lade is geplaatst.
|
●
|
ALTIJD: selecteer deze optie als u altijd een melding wilt ontvangen voordat papier uit lade 1 wordt ingevoerd.
|
|
●
|
TENZIJ GELADEN: u krijgt alleen een melding als lade 1 leeg is.
|
|
|
|
Hiermee bepaalt u of het PostScript- of HP-papierverwerkingsmodel wordt gebruikt voor afdruktaken. Als u INSCHAKELEN selecteert, wordt het HP-papierverwerkingsmodel gebruikt voor PS. Als u UITSCHAKELEN selecteert, wordt het PS-papierverwerkingsmodel gebruikt.
|
|
PROMPT VOOR FORMAAT/SOORT
|
|
Hiermee bepaalt u of het ladeconfiguratiebericht en de bijbehorende opdrachten worden weergegeven wanneer u een lade opent of sluit. Deze meldingen bevatten instructies voor het instellen van het soort of formaat als de lade is geconfigureerd voor een ander soort of formaat dan in de lade is geplaatst.
|
|
EEN ANDERE LADE GEBRUIKEN
|
|
Hiermee schakelt u de opdracht voor de selectie van een andere lade in of uit.
|
|
BLANCO PAGINA’S IN DUPLEXER
|
|
Hiermee configureert u op welke manier blanco pagina’s moeten worden behandeld bij gebruik van de optionele duplexeenheid. Selecteer AUTO voor de snelste prestaties. Selecteer JA als u de pagina altijd door de duplexeenheid wilt voeren, ook al wordt maar één kant bedrukt.
|
|
|
Hiermee geeft u aan of lade 2 de STANDAARDLADE is of de AANGEPASTE LADE.
|
|
|
Hiermee stelt u in hoe de afbeelding op de pagina moet worden geplaatst wanneer er een uitvoeraccessoire is geïnstalleerd.
|
●
|
STANDAARD: de afbeelding wordt automatisch geroteerd, zodat u het papier altijd op dezelfde manier kunt plaatsen, ook als er een uitvoeraccessoire is geïnstalleerd.
|
|
●
|
ALTERNAT.: de afbeelding wordt niet automatisch geroteerd, zodat het nodig kan zijn om het papier anders te plaatsen voor bepaalde soorten uitvoer.
|
|
|
|
|
Hiermee stelt u de printer zodanig in dat deze naar de sluimermodus gaat na een bepaalde periode van inactiviteit.
|
Sluimermodus doet het volgende:
|
●
|
Het apparaat verbruikt minder energie wanneer het inactief is
|
|
●
|
De slijtage van de elektronische onderdelen van het apparaat wordt beperkt (de displayverlichting wordt uitgeschakeld, maar het display blijft leesbaar)
|
|
De sluimermodus wordt automatisch beëindigd zodra u een afdruktaak verzendt, op een knop van het bedieningspaneel drukt, een papierlade opent of de bovenklep opent.
|
De standaardinstelling is 30 MINUTEN.
|
|
|
|
Hiermee stelt een “wektijd” in waarop het apparaat elke dag wordt opgewarmd. De standaardinstelling voor elke dag is UIT. Als u een wektijd instelt, is het raadzaam een langere vertraging voor de sluimertijd in te stellen, zodat het apparaat na het opwarmen niet direct teruggaat naar de Sluimermodus.
|
|
HELDERHEID DISPLAY (DISPLAY BRIGHTNESS)
|
|
Een waarde tussen 1 en 10
|
|
Hiermee stelt u de helderheid van het display op het bedieningspaneel in. De standaardinstelling is 5.
|
|
|
|
Hiermee selecteert u de standaard apparaattaal (personality). De mogelijke waarden worden bepaald op basis van de geldige talen die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
|
In principe hoeft u de apparaattaal niet te wijzigen. Als u het apparaat op een specifieke apparaattaal instelt, schakelt het niet automatisch over naar een andere taal, tenzij specifieke softwareopdrachten naar het apparaat worden gestuurd.
|
De standaardinstelling is AUTO.
|
|
VERWIJDERBARE WAARSCHUWINGEN
|
|
|
Hiermee stelt u in hoe lang een verwijderbare waarschuwing op het bedieningspaneel van het apparaat wordt weergegeven.
|
TAAK: het verwijderbare waarschuwingsbericht verschijnt tot de taak die het bericht heeft veroorzaakt, wordt beëindigd.
|
AAN: Het verwijderbare waarschuwingsbericht wordt weergegeven totdat u op OK drukt.
|
De standaardinstelling is TAAK.
|
|
|
|
Hiermee bepaalt u de reactie van het apparaat op fouten. Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, is het waarschijnlijk het beste om AUTOM. DOORGAAN op AAN te zetten.
|
AAN: als er een fout optreedt die het afdrukken verhindert, wordt dit bericht weergegeven op het display van het bedieningspaneel. Het apparaat gaat vervolgens gedurende 10 seconden offline en daarna weer online.
|
UIT: als er door een fout niet kan worden afgedrukt, wordt dit bericht weergegeven op het display van het bedieningspaneel. Het apparaat blijft offline totdat u op de knop OK drukt.
|
De standaardinstelling is AAN.
|
|
ZWARTE CARTRIDGE VERVANGEN
|
|
|
Hiermee bepaalt u het gedrag van het apparaat wanneer de printcartridge bijna of helemaal leeg is.
|
STOP BIJNA LEEG: Het apparaat stopt met afdrukken wanneer de printcartridge de ondergrens bereikt. Druk op OK om verder te gaan met afdrukken.
|
STOP BIJ LEEG: Het apparaat stopt met afdrukken wanneer de printcartridge leeg is. U dient de printcartridge te vervangen voordat u verder kunt gaan met afdrukken.
|
NEGEREN BIJ LEEG: Selecteer deze optie om het bericht te negeren en door te gaan met afdrukken wanneer de printcartridge leeg is. Wanneer u deze optie kiest, kan HP de afdrukkwaliteit niet garanderen.
|
De standaardinstelling is NEGEREN BIJ LEEG.
|
|
|
|
Stel de drempelwaarde in waarbij het bericht BESTEL ZWARTE CARTRIDGE wordt weergegeven. De waarde is het resterende percentage van de algemene levensduur van de cartridge. De standaardinstelling is 23%.
|
|
|
|
Hiermee bepaalt u hoe het apparaat reageert wanneer er een storing optreedt.
|
AUTO: De beste methode voor storingsherstel wordt automatisch geselecteerd. Dit is de standaardinstelling.
|
UIT: het apparaat drukt pagina’s niet opnieuw af na een papierstoring. De afdrukprestaties zijn met deze instelling mogelijk beter.
|
AAN: het apparaat drukt de pagina’s automatisch opnieuw af nadat een storing is opgelost.
|
|
|
|
Hiermee bepaalt u de configuratie van de RAM-schijf.
|
AUTO: hiermee kan het apparaat de optimale grootte van de RAM-schijf bepalen, gebaseerd op de hoeveelheid beschikbaar geheugen.
|
UIT: het RAM-geheugen is uitgeschakeld.
|
| OPMERKING:
|
Als u de instelling verandert van UIT in AUTO, wordt het apparaat automatisch opnieuw geïnitialiseerd wanneer het inactief is.
|
De standaardinstelling is AUTO.
|
|
|
|
Hiermee selecteert u de taal voor de berichten die op het display verschijnen.
|
De standaardinstelling wordt bepaald door het land/de regio waar het apparaat is gekocht.
|
|