|
|
|
UIT: Schakel het TCP/IP-protocol uit.
|
AAN*: Schakel het TCP/IP-protocol in.
|
|
|
|
Een alfanumerieke tekenreeks van maximaal 32 tekens die wordt gebruikt voor de identificatie van het apparaat. De naam staat op de configuratiepagina van HP Jetdirect. De standaardhostnaam is NPIxxxxxx, waarbij xxxxxx de laatste zes cijfers zijn van het LAN-hardwareadres (MAC).
|
|
|
|
|
Specificeert de methode waarmee TCP/IPv4-parameters worden geconfigureerd op de Jetdirect-printserver.
|
BOOTP: Gebruik BootP (Bootstrap Protocol) voor automatische configuratie van een BootP-server.
|
DHCP*: Gebruik DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) voor de automatische configuratie vanaf een DHCPv4-server.
|
AUTOMATISCHE IP: Gebruik automatische link-local IPv6-adressering. Er wordt automatisch een adres in de vorm 169.254.x.x toegewezen.
|
HANDMATIG: Met het menu HANDMATIGE INSTELLINGEN configureert u TCP/IPv4-parameters.
|
|
|
|
|
(Alleen beschikbaar als CONFIG METHODE is ingesteld op HANDMATIG.) Configureer de parameters rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel van de printer:
|
IP-ADRES: het unieke IP-adres van de printer, waarbij n een waarde is tussen 0 en 255.
|
SUBNETMASKER: het subnetmasker voor de printer, waarbij m een waarde is tussen 0 en 255.
|
STANDAARDGATEWAY: het IP-adres van de gateway of router voor communicatie met andere netwerken.
|
|
|
|
|
Geef het IP-adres op dat standaard moet worden gebruikt als de printserver geen IP-adres van het netwerk kan krijgen tijdens een geforceerde TCP/IP-herconfiguratie (bijvoorbeeld bij een handmatige configuratie om BootP of DHCP te gebruiken).
|
AUTOMATISCHE IP: er wordt een link-local IP-adres 169.254.x.x ingesteld.
|
VEROUDERD: het adres 192.0.0.192 wordt ingesteld, net als bij oudere Jetdirect-producten.
|
|
|
|
|
Geef het IP-adres (n.n.n.n) op van een primaire DNS-server.
|
|
|
|
|
Geef het IP-adres (n.n.n.n) op van een secundaire DNS-server.
|
|
|
|
|
Met dit item schakelt u de IPv6-werking op de printserver in of uit.
|
UIT*: IPv6 is uitgeschakeld.
|
AAN: IPv6 is ingeschakeld.
|
|
|
|
|
Met dit item configureert u een IPv6-adres handmatig.
|
HANDMATIGE INSTELLINGEN: gebruik het menu HANDMATIGE INSTELLINGEN voor het inschakelen en handmatig configureren van een TCP/IPv6-adres.
|
INSCHAKELEN: selecteer dit item en kies AAN voor het inschakelen van handmatige configuratie, of UIT voor het uitschakelen van handmatige configuratie:
|
ADRES: met dit item voert u een 32-cijferig hexadecimaal IPv6-knooppuntadres in dat de dubbelepunts hexadecimale syntaxis gebruikt.
|
|
|
|
|
GESPECIFICEERD DOOR ROUTER: de door de afdrukserver te gebruiken stateful-autoconfiguratiemethode wordt bepaald door een router. De router specificeert of de afdrukserver het adres, de configuratiegegevens of beide verkrijgt van een DHCPv6-server.
|
ROUTER NIET BESCHIKBAAR: als er geen router beschikbaar is, moet de afdrukserver proberen de stateful-configuratie van een DHCPv6-server te krijgen.
|
ALTIJD: met of zonder beschikbare router moet de afdrukserver steeds proberen de stateful-configuratie van een DHCPv6-server te krijgen.
|
|
|
|
|
Met dit item specificeert u een IPv6-adres voor de primaire DNS-server die door de printserver moet worden gebruikt.
|
|
|
|
|
Met dit item specificeert u een IPv6-adres voor de secundaire DNS-server die door de printserver moet worden gebruikt.
|
|
|
|
|
Hiermee geeft u de proxyserver op die moet worden gebruikt door toepassingen die in het apparaat zijn geïntegreerd. Een proxyserver wordt gewoonlijk gebruikt voor Internet-toegang door netwerkclients. Deze slaat webpagina’s op en biedt bepaalde Internet-beveiliging voor deze clients.
|
Als u een proxyserver wilt opgeven, voert u het IPv6-adres of een volledige domeinnaam in. De naam mag maximaal 255 octetten hebben.
|
Voor sommige netwerken moet u mogelijk contact opnemen met uw ISP (Internet Service Provider) voor het proxyserveradres.
|
|
|
|
Voer het poortnummer in dat door de proxyserver voor cliëntondersteuning wordt gebruikt. Het poortnummer identificeert de poort die is gereserveerd voor proxyactiviteit op het netwerk en kan een waarde hebben tussen 0 en 65535.
|
|
TIME-OUT BIJ INACTIVITEIT
|
|
|
TIME-OUT BIJ INACTIVITEIT: de tijdsperiode in seconden waarna een niet-actieve TCP-afdrukgegevensverbinding wordt verbroken (standaard is 270 seconden, 0 schakelt de time-out uit).
|
|
|
|
|
UIT: schakelt het IPX/SPX-protocol uit.
|
AAN*: schakelt het IPX/SPX-protocol in.
|
|
|
|
Selecteert de instelling van het frametype voor uw netwerk.
|
AUTO: stelt automatisch het frametype in en beperkt tot het eerste gedetecteerde frame.
|
EN_8023, EN_II, EN_8022 en EN_SNAP: Frametypeselecties voor ethernetnetwerken
|
|
|
|
|
UIT: schakelt het AppleTalk-protocol uit.
|
AAN*: schakelt het AppleTalk-protocol in.
|
|
|
|
|
UIT: schakelt het DLC/LLC-protocol uit.
|
AAN*: schakelt het DLC/LLC-protocol in.
|
|
|
|
|
JA: drukt een pagina af met de huidige beveiligingsinstellingen van de HP Jetdirect-afdrukserver.
|
NEE*: er wordt geen pagina met beveiliginginstellingen afgedrukt.
|
|
|
|
Geef voor het configuratiebeheer op of de geïntegreerde webserver voor communicatie alleen HTTPS (veilige HTTP) of zowel HTTP als HTTPS accepteert.
|
HTTPS vereist: voor beveiligde, versleutelde communicatie wordt alleen toegang met HTTPS geaccepteerd. De afdrukserver wordt weergegeven als een beveiligde site.
|
HTTP/HTTPS optioneel: toegang met zowel HTTP als HTTPS is toegestaan.
|
|
|
|
Specificeer de IPsec- of firewallstatus op de printserver.
|
BEHOUDEN: IPsec/firewallstatus blijft hetzelfde als momenteel geconfigureerd.
|
UITSCHAKELEN: IPsec/firewallwerking op de afdrukserver is uitgeschakeld.
|
|
BEVEILIGING OPNIEUW INSTELLEN (RESET SECURITY)
|
|
|
Geef op of de huidige beveiligingsinstellingen van de printserver worden opgeslagen of worden hersteld naar de fabrieksinstellingen.
|
NEE*: de huidige beveiligingsinstellingen worden bewaard.
|
JA: de beveiligingsinstellingen worden weer ingesteld op de fabriekswaarden.
|
|
|
|
|
Dit menu bevat tests voor de diagnose van netwerkhardware of TCP/IP-verbindingsproblemen.
|
Geïntegreerde tests helpen bij het bepalen of een netwerkfout binnen of buiten het apparaat optreedt. Gebruik een geïntegreerde test om de hardware en communicatiepaden op de afdrukserver te controleren. Na het selecteren en inschakelen van een test en het instellen van de uitvoeringstijd selecteert u UITVOEREN om de test te beginnen.
|
Afhankelijk van de uitvoeringstijd wordt een gekozen test continu uitgevoerd, totdat het apparaat wordt uitgezet of een fout optreedt en een diagnostische pagina wordt afgedrukt.
|
|
|
|
|
| VOORZICHTIG:
|
Het uitvoeren van deze geïntegreerde test wist uw TCP/IP-configuratie.
|
Deze test voert een interne loopbacktest uit. Een interne loopbacktest verzendt en ontvangt alleen pakketten op de interne netwerkhardware. Er zijn geen externe transmissies op uw netwerk.
|
Selecteer JA om deze test te kiezen of NEE om deze test niet te kiezen.
|
|
|
|
|
Deze test controleert de werking van HTTP door vooraf ingestelde pagina’s van het apparaat op te halen en de werking van de geïntegreerde webserver.
|
Selecteer JA om deze test te kiezen of NEE om deze test niet te kiezen.
|
|
|
|
|
Deze test controleert de werking van de SNMP-communicatie door vooraf ingestelde SNMP-objecten op het apparaat te benaderen.
|
Selecteer JA om deze test te kiezen of NEE om deze test niet te kiezen.
|
|
|
|
|
Deze test helpt bij het identificeren van problemen met gegevenspaden en beschadigde bestanden op apparaten met HP PostScript niveau 3-emulatie. Hiermee wordt een vooraf ingesteld PS-bestand naar het apparaat verzonden. De test wordt zonder papier uitgevoerd en het bestand wordt dan ook niet afgedrukt.
|
Selecteer JA om deze test te kiezen of NEE om deze test niet te kiezen.
|
|
|
|
|
Selecteer deze optie om alle geïntegreerde tests uit te voeren. Selecteer JA om alle tests uit te voeren, of selecteer NEE om niet alle tests uit te voeren.
|
|
|
|
|
Met dit item geeft u de tijdsduur op (in uren) dat een geïntegreerde test wordt uitgevoerd. U kunt een waarde instellen tussen 1 en 60 uur. Als u nul (0) instelt, wordt de test uitgevoerd totdat een fout optreedt of het apparaat wordt uitgeschakeld.
|
De gegevens van de HTTP-, SNMP- en gegevenspadentests worden afgedrukt nadat de tests zijn voltooid.
|
|
|
|
|
NEE*: de gekozen tests worden niet gestart.
|
JA: de gekozen tests worden gestart.
|
|
|
|
|
Deze test wordt gebruikt om de netwerkcommunicatie te controleren. Deze test zendt link-levelpakketten naar een externe netwerkhost en wacht dan op een juiste respons.
|
|
|
|
|
Geef aan of het doelapparaat een IPv4- of IPv6-knooppunt is.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Geef de grootte in bytes aan van elk pakket dat wordt verzonden naar de externe host. Het minimum is 64 (standaard) en het maximum is 2048.
|
|
|
|
|
Geef de tijdsduur op (in seconden) om te wachten op een respons van de externe host. De standaardinstelling is 1 en het maximum is 100.
|
|
|
|
|
Geef het aantal ping-testpakketten op dat bij deze test moet worden verzonden. Kies een waarde tussen 1 en 100. Kies 0 om de test continu te uit te voeren.
|
|
|
|
|
Als de ping-test niet is ingesteld op continu uitvoeren, dan kunt u de testresultaten desgewenst laten afdrukken. Kies JA om de resultaten af te drukken. Als u NEE (standaard) kiest worden de resultaten niet afgedrukt.
|
|
|
|
|
Geef op of de ping-test moet worden gestart. Kies JA om de test te starten of NEE om de test niet uit te voeren.
|
|
|
|
|
Met dit item kunt u de ping-teststatus en de resultaten bekijken op het bedieningspaneel.
|
|
|
|
|
Geeft het aantal pakketten (0 – 65535) weer dat naar de externe host is verzonden sinds de meest recente test is gestart of voltooid.
|
|
|
|
|
Geeft het aantal pakketten (0 – 65535) weer dat van de externe host is ontvangen sinds de meest recente test is gestart of voltooid.
|
|
|
|
|
Geeft het percentage ping-testpakketten weer dat is verzonden zonder respons van de externe host sinds de meest recente test is gestart of voltooid.
|
|
|
|
|
Geeft de laagste gevonden retourtijd (RTT) weer, tussen 0 en 4096 milliseconden, voor pakkettransmissie en respons.
|
|
|
|
|
Geeft de hoogste gevonden retourtijd (RTT) weer, tussen 0 en 4096 milliseconden, voor pakkettransmissie en respons.
|
|
|
|
|
Geeft de gemiddelde gevonden retourtijd (RTT) weer, tussen 0 en 4096 milliseconden, voor pakkettransmissie en respons.
|
|
|
|
|
Geeft aan of er een ping-test in uitvoering is. JA geeft een test in uitvoering aan en NEE geeft aan dat een test is voltooid of niet is uitgevoerd.
|
|
|
|
|
Tijdens het weergeven van de ping-testresultaten werkt dit item de ping-testgegevens bij met de actuele resultaten. Kies JA om de gegevens bij te werken of NEE om de bestaande gegevens te behouden. Het bijwerken wordt echter automatisch uitgevoerd bij een menutime-out of als u handmatig terugkeert naar het hoofdmenu.
|
|
|
|
|
De koppelingssnelheid en communicatiemodus van de afdrukserver moeten overeenkomen met die van het netwerk. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van het apparaat en de geïnstalleerde afdrukserver. Kies één van de volgende linkconfiguratie-instellingen:
|
| VOORZICHTIG:
|
Als u de linkinstelling wijzigt kan de netwerkcommunicatie met de printserver en het netwerkapparaat verloren gaan.
|
AUTO*: De afdrukserver gebruikt automatische onderhandeling om zichzelf te configureren met de hoogst toegestane koppelingssnelheid en communicatiemodus. Als de automatische onderhandeling mislukt, wordt ofwel 100TX HALF of 10TX HALF ingesteld, afhankelijk van de vastgestelde koppelingssnelheid van de hub-/switch-poort. (Een 1000T half-duplex-selectie wordt niet ondersteund.)
|
10T HALF: 10 Mbps, half-duplex-werking.
|
10T VOL: 10 Mbps, volledige duplexwerking.
|
100TX HALF: 100 Mbps, half-duplex-werking.
|
100TX VOL: 100 Mbps, volledige duplex-werking.
|
100TX AUTO: beperkt de automatische onderhandeling tot een maximale linksnelheid van 100 Mbps.
|
1000TX VOLLEDIG: 1000 Mbps, volledige duplex-werking.
|
|
|
|
|
Met dit item drukt u een pagina af met de configuratie van de volgende protocollen: IPX/SPX, Novell NetWare, AppleTalk, DLC/LLC.
|
|